Gratis eBook, AI-stem, Audioboek: Germania van Bernard Alexander Canter

Audioboek: Germania van Bernard Alexander Canter
0:00 / Unknown
Loading QR code...
U kunt de volledige inhoud van Germania van Bernard Alexander Canter beluisteren in onze app AI Voice AudioBook op iOS en Android. U kunt elke stem klonen en uw eigen audioboeken maken van eBoeken of websites. Download nu vanuit de Mobiele App Store.
Luister naar het Audioboek: Germania van Bernard Alexander Canter
GERMANIA
HOOFDSTUK I.
Tegen den morgen zag Sigbert, de Bataaf, de vader der drie mannen, die nog bij het vuur sliepen, dat zij aan den rand van ’t bosch waren gekomen. De zon was opgegaan ver achter de takken, waar een groote vlakte scheen te liggen. Hij voelde zich daardoor wat vroolijker gestemd, dan gisteravond, toen hij en zijn drie zonen moedeloos waren geweest omdat er aan het groote bosch van eiken en beuken geen einde scheen te komen. Vier dagen waren ze er nu al in verdwaald en dat zonder water, zonder ander voedsel dan de gezoden paddestoelen. Zij waren alle vier dood op. Twintig dagreizen waren ze nu al geloopen, altoos in de tegengestelde richting van de ster Brendel, die staat boven de zee, waarover de godin Nehalennia gebiedt. Brendel is een goede geleidstar voor den nachtwandelaar, want hij staat altoos op dezelfde plaats, één van de zeven minnaars van de godin Nehalennia, die allen begeerig naar de hand der jonkvrouw, hun plaats aan den hemel niet verlaten durven, uit angst dat een der medeboelers daarvan gebruik zal maken om zich haar gunst te verwerven.
In de laatste dagen was de hemel dicht bewolkt geweest en als Tjeerd, zijn oudste zoon, die ’t beste klimmen kon, ’s nachts in een boom was geklauterd om boven uit te zien, waar Brendel nu stond, dan was hij telkens met een ander bericht beneden gekomen. Zij waren aan ’t dwalen geraakt en konden den weg niet terugvinden. Herebaeld, zijn jongsten zoon, die mee was gegaan hoewel hij zwak en teeder was, maar door den ouden priester Kigrold was onderwezen in de kennis der voorteekenen, der wonderen en der offers, had al zijn kennis beproefd om den wil der goden na te speuren en gisteren had hij, ten einde raad, de veronderstelling geuit, dat Brendel hun wellicht met een boos oog aanzag, omdat zij naar de vrouwe Harimona trokken om raad te vragen, waardoor aan Nehalennia afbreuk werd gedaan. Zouden ze dan terugkeeren en weder naar Nehalennia gaan? Reri, de oudste der broeders, de groote zwemmer en zeeman, was er zeer op tegen geweest. Nehalennia was een slechte godin. Hoeveel keeren had hij haar nu al offers gebracht, hij en zijn makkers en telkens bedroog zij en hield haar beloften niet. Marizjan, de Massiliaansche koopman, had haar drie purperen kleederen en een gouden beker gebracht, behalve nog de twee vaarzen die geofferd waren en toch was zijn skig, zoodra hij den mond van de Skalde had verlaten, door een kwaden zeegeest omgetrokken en in de diepte verdwenen.
Hij, Reri, was dadelijk te water gesprongen en was naar den ongelukkigen schipper gezwommen, die vlak voor zijn oogen wegzonk. Met open oogen had Reri gedoken en hij had Marizjan gepakt en hem aan land gebracht. De Massiliaan was als een doode blijven liggen en zou gestorven zijn, zonder de hulp van een markt-kaninefaat, die hem met het lauwe bloed van pasgeslachte konijnen wreef, door eerst het konijn den strot door te snijden en nadat het bloed op de borst van den schijndoode was uitgeloopen met het gedoode konijn, dat bloed op de borst krachtig uit te wrijven. Twaalf konijnen moesten zoo aan den kwaden geest geofferd worden voor hij in den Massiliaan weder het leven deed terugkeeren. En Horand, de groote zeevaarder, in wiens dienst Reri had gestaan, had verboden, dat een zijner schippers ooit Nehalennia eenig offer zou brengen of tot haar eenigerlei bede zou richten sedert zij, ondanks de offers, het schip had laten zinken, waarop Welisunk, zijn eenige zoon was uitgevaren om naar het Paarden-eiland te zeilen. Spil, de stuurman op de skig van Horand, die ’s nachts, toen het stormde, Nehalennia ondanks het verbod, had aangeroepen om hem voor zijn vrouw en kinderen te behoeden en haar een mes met barnsteenen heft had beloofd, was nog in dien zelfden nacht overboord geslagen en verdronken. En als Nehalennia geen macht meer had over de zee-geesten, wat wel te begrijpen was wegens haar hoererij met Brendel en zijn mede-boelers, dan zou zij eerst in ’t geheel niets meer te zeggen hebben over de land-geesten. En van de land-geesten moest Sigbert het hebben. Dat was nu al de derde maaitijd, dat de oogst geheel mislukte. De geheele Bat-ouw begon te verarmen. Zij waren een rijke en vredelievende bevolking in de Bat-ouw al sedert de verste tijden, ja al in de tijden, toen de voorvaderen de ware goden nog niet kenden en het vuur en de zon aanbaden als de éénige goden en de ever voor heilig werd gehouden. Zoolang waren zij al in de Bat-ouw rijk en vredelievend hoewel zij allen sterke kerels waren, breed van schouders, kort van hals en sterk van borst. Hij Sigbert, was nu al niet jong meer, maar had hij niet, nog geen zes manen geleden, met de vijf zonen van zijn buurman Darrewald grafsteenen, die op de graven van vuuraanbidders lagen en die ongeluk brachten, omdat de echte goden die niet graag zien, weggedragen naar het Darantsche landschap, buiten de palen van de Bat-ouw. En de vijf zonen van Darrewald hadden moeten rusten, telkens en telkens weer, maar hij, die toch ook een zwaren steen droeg, had hem stevig op zijn nek gehouden en hem vóór de anderen bij de Daranters neergelegd. Neen... Reri was er vóór hem geweest. Reri ook... zijn Reri! Tjeerd, de middelste, dat was óók een kaerel, die kon klimmen en paardrijden en springen; hij sprong uit een boom op den grond zonder de beenen te breken, maar Reri was toch eigenlijk meer een kaerel van ’t echte slag, niet zoo knap in ’t klimmen en ’t paardrijden en springen deed-ie nooit... maar Reri nam een mijlsteen in zijn rechterhand en wierp ’m tot midden in de Issel-stroom en sprong in ’t water en bleef onder, zoolang dat je dacht, hij was voorgoed bij den stroomgod en dan hoorde je aan den weer-oever zijn „Hier... óóó!” en daar stond ie, met den mijlsteen en was onder het water door geloopen, zoo met den mijlsteen naar den kant. Dat deed Reri. En toen de Darrewalders waren aankomen varen met een wagen om graan te stelen en veel misbaar hadden gemaakt met hun voorvechter, die op een paard zat en uitdaagde om op te komen, éérst één saks tegen één saks en toen één saks tegen twee saksen, was die drommel van een Reri, die booze ever, die haloendersche auwer, zoo maar zonder wapen op ze aangeloopen, hij allee
U kunt de volledige eBook Germania van Bernard Alexander Canter downloaden, online lezen, meer details vinden vanaf
En converteer het naar het Audioboek met elke stem die u wilt in onze AI Voice AudioBook app.
Loading QR code...