Free eBook, AI Voice, AudioBook: Het Leven der Dieren: Deel 1, Hoofdstuk 04: De Roofdieren by Alfred Edmund Brehm

AudioBook: Het Leven der Dieren: Deel 1, Hoofdstuk 04: De Roofdieren by Alfred Edmund Brehm
0:00 / Unknown
Loading QR code...
You can listen full content of Het Leven der Dieren: Deel 1, Hoofdstuk 04: De Roofdieren by Alfred Edmund Brehm in our app AI Voice AudioBook on iOS and Android. You can clone any voice, and make your own AudioBooks from eBooks or Websites. Download now from the Mobile App Store.
Listen to the AudioBook: Het Leven der Dieren: Deel 1, Hoofdstuk 04: De Roofdieren by Alfred Edmund Brehm
Vierde Orde.
De Roofdieren (Carnivora).
Grooter rijkdom van vormen dan die, welke de orde der Roofdieren aanbiedt, komt misschien in geen andere Zoogdieren-orde voor. Bijna alle lichaamsgrootten, die gelegen zijn tusschen de middelmatige, en een, die de kleinste maar weinig overtreft, zijn in deze orde vertegenwoordigd, de meest verschillende gedaanten in haar vereenigd. Van den geweldigen Leeuw tot den kleinen Wezel--welk een aantal tusschenvormen, welk een verscheidenheid van ontwikkeling! Hier de evenredig gebouwde, lieftallige Kat, daar de logge Hyena; hier de slanke, sierlijke Civetkat met haar fijne, gladde huid, daar de krachtige, grove Hond; hier de logge, langzame, zwaarwichtige Beer, daar de behendige, vlugge en lichte Marter: hoe kunnen zij alle tot één groep behooren?--En hoe kunnen zij alle in één beschrijving samengevoegd worden, zij, die deels op den bodem, deels op de boomen, deels in het water wonen en leven? En toch moeten wij ze in verband met elkander behandelen.
Bij alle Roofdieren merkt men zoowel in den lichaamsbouw als in de geestesgaven bij alle verscheidenheid een in 't oog loopende gelijkvormigheid op. Omgekeerd kan men uit de gewoonten, die al deze dieren in meerdere of mindere mate gemeen hebben, uit de overeenkomstige levenswijze en uit de gelijkheid van 't voedsel afleiden, dat bij hen de vermogens van het lichaam--voortvloeiend uit het maaksel der ledematen, van het gebit en van de spijsverteringsorganen--zoowel als die van den geest in hoofdzaak gelijkaardig moeten zijn. Van misvormingen en vreemdsoortigheden, van caricatuurachtige wezens en afkeerwekkende gestalten worden in de orde der Roofdieren bijna geen voorbeelden aangetroffen.
Hunne ledematen staan met het lichaam en onderling in evenredige verhouding; zij hebben ieder 4 of 5 teenen, die steeds met meer of minder krachtige, scherpe of stompe, in scheeden terugtrekbare of vrij liggende klauwen gewapend zijn. De groote volkomenheid der zintuigen is in 't oog vallend, hoe verschillend hun ontwikkeling ook moge schijnen. Het gebit, dat uit alle drie soorten van tanden bestaat, bevat krachtige, scherpe--deels meer of minder slanke en éénspitsige, deels scherp getakte--in en tusschen elkander grijpende tanden, die met lange wortels stevig bevestigd zijn in forsch gebouwde kaken, waarvan de onderste door krachtige spieren bewogen wordt.
De maag is altijd enkelvoudig, niet in afdeelingen verdeeld, de darm gewoonlijk kort of middelmatig lang, de blinde darm altijd kort. Eigenaardig zijn bij sommige Roofdieren de aarsklieren, welke een sterk riekend vocht afscheiden, dat evenzeer een middel is om zich te verdedigen tegen sterkere als tot het aanlokken van zwakkere dieren; deze klieren leveren soms een vettige stof tot het inwrijven van het vel.
Bij het nauwkeuriger ontleden van de Roofdieren merkt men de volgende, meer of minder voorkomende eigenaardigheden van lichaamsbouw op. Het skelet, is in weerwil van de lichtheid en sierlijkheid van vele leden dezer orde, betrekkelijk stevig. Het geraamte van den kop is langwerpig; het schedelgedeelte is ongeveer even sterk ontwikkeld als het aangezichtsgedeelte. De krachtige kammen en lijsten als ook de gewelfde en tamelijk ver van den schedel afwijkende jukbogen verschaffen aan de krachtige kauwspieren de voor hun bevestiging vereischte oppervlakte. De oogholten zijn groot, de gehoorblazen gezwollen, de beenderen en kraakbeenderen van den neus zeer uitgebreid: aan de drie hierbij behoorende zintuigen wordt dus de noodige ruimte aangeboden voor hun volledige ontwikkeling. Aan de wervels merkt men sterke doornuitsteeksels en lange dwarse uitsteeksels op; de lendewervels vergroeien dikwijls bijna volkomen met elkander; het aantal staartwervels wisselt binnen vrij wijde grenzen af. De ledematen vertoonen, in overeenstemming met het verschil van levenswijze, een groote verscheidenheid van bouw; deze voldoet echter steeds aan alle vereischten voor kracht, vlugheid en gemakkelijkheid van beweging.
De neus verlengt zich bij vele Roofdieren snuitvormig en is dan dikwijls nog met eigenaardige kraakbeenderen voorzien, waardoor hij geschikt wordt voor 't wroeten in den grond. Tevens zijn dan de ledematen korter en dikker, geschikt om er mede te graven: de bedoelde soorten leiden een onderaardsche levenswijze. Bij andere soorten verlengen de ledematen zich en stellen de dieren in staat om snel te loopen, of verbreeden zich door zwemvliezen en kunnen voor 't zwemmen dienen. De klauwen zijn bij sommige terugtrekbaar, gedurende het gaan beveiligd tegen afslijting, zoodat zij uitgestoken zijnde, uitmuntende wapens en grijpwerktuigen vormen. Andere soorten hebben stompe, minder beweeglijke klauwen, die daarom alleen voor de beschutting van den voet of voor het woelen en graven in den grond kunnen dienen, en hoogstens ook nog maken, dat het dier zich beter vasthoudt. Het gebit ontleent zijn eigenaardigheid zoowel aan de scherpe hoek- of hondstanden als aan de scheur- of vleeschkiezen; het kan hierdoor uitstekende diensten bewijzen bij het vechten, alsmede bij het vasthouden en verscheuren van den buit. Krachtige spieren en pezen stellen het Roofdier tot een sterke en volhardende inspanning in staat, terwijl de vorm en de aanhechtingswijze uitgebreide en behendige bewegingen toelaat.
Hierbij komen nu nog de uitmuntend ingerichte zintuigen. Bij uitzondering slechts is een van deze weinig of niet bruikbaar; dit gemis wordt dan echter zeer zeker op voldoende wijze door de overige zintuigen vergoed. Men kan geen zintuig aanwijzen, dat bij alle Roofdieren bevoorrecht is boven alle overige; bij sommige is de reuk, bij andere het gezicht, bij enkele het gehoor op bewonderenswaardige wijze ontwikkeld; bij eenige speelt ook de tastzin een belangrijke rol. Twee zinnen zijn in den regel zeer scherp: in de meeste gevallen zijn deze de reuk en het gehoor, minder vaak het gehoor en het gezicht.
De verstandelijke vermogens zijn in overeenstemming met de physieke begaafdheden. Onder de Roofdieren komen bewonderenswaardig verstandige wezens voor; het behoeft ons dus niet te verwonderen, dat zij zich weldra de list en de kunst van veinzen eigen maken, die voor hun roovers- en dievenhandwerk vereischt worden. Hierbij komt nog, dat het bewustzijn van hun kracht hun moed en zelfvertrouwen verschaft, welke, in die mate vereenigd, bij andere dieren nimmer aangetroffen worden. Maar juist uit deze eigenschappen vloeien weer andere voort, die ons niet zeer innemen voor deze ove
You can download, read online, find more details of this full eBook Het Leven der Dieren: Deel 1, Hoofdstuk 04: De Roofdieren by Alfred Edmund Brehm from
And convert it to the AudioBook with any voice you like in our AI Voice AudioBook app.
Loading QR code...